Van héél veel een beetje

De gedachte aan voor mezelf beginnen manifesteerde zich voor het eerst in 2014. Een faillissement betekende het einde van mijn baan en ik kon me niet voorstellen ooit nog ergens opnieuw mijn draai te kunnen vinden. Ik zag de belettering van mijn bestelbus al voor me: ‘van héél veel een beetje’. 

Iets beters kon ik niet verzinnen, mijn specialisme was dat ik er geen had. Geen idee ook hoe ik dit moest vertalen naar een concreet ondernemingsplan. Gelukkig vond ik binnen een maand een nieuwe leuke baan (het kon dus wél) waar ik bijna negen jaar van héél veel een beetje heb kunnen doen en soms wat meer.  

Laatst moest ik er ineens weer aan denken. Met terugwerkende kracht vond ik het een ijzersterke slogan. Die ochtend had ik een klus geklaard waar ik niet zoveel ervaring in heb en waar ik best tegenop had gezien. Het liep goed af en opgelucht maar vermoeid begon ik aan mijn middag. Twee uur later rende ik achter een jongetje op een loopfiets aan. Hij ging best hard, ik had de volgende dag spierpijn. De zon liet zich zien, we lieten ons omver blazen door de wind. We ontdekten narcissen, harkten het zand, zongen een zelf gebrouwen liedje. Opgeladen trapte ik weer naar huis, er was geen snoer voor nodig geweest. Van organisatieadvies tot jeugdzorg op één dag, morgen geef ik training. Ik had het goed bedacht destijds, het moest alleen nog even “geschikt worden om geoogst en gegeten te worden”. Die bestelbus is er niet gekomen, een nieuwe elektrische fiets bleek voldoende. De letters stonden er al op: “Straks Past Alles. Rijp, Tijd, Actie”.  

Ondertussen pleit ik voor wat méér beetjes in de zorg. De huisarts, de apotheker, de thuiszorg niveau 3, 4 en 5 (er bestaat zelfs een 2.5 versie!) en de casemanager dementie: ze buitelen over elkaar heen in mijn moeders dossier, ieder strikt gehouden aan de exacte kaders van hun functiebeschrijving. Ze constateren en rapporteren. Ze bewegen, maar niet voorwaarts. Ik lees mee en trek mijn jas maar weer aan.